feb 182010
 

Praires heten ze, die schelpen van gisteren. Het zijn dikke (en zware) licht gekleurde schelpen die 1,5-2 keer zo groot zijn als kokkels. De ribbels lopen in de breedte, niet in de lengte zoals bij kokkels.

Dat hun Nederlandse naam wrattige venusschelp is, dat vind ik een raadsel. De schelpen zijn juist heel mooi, en ik kan mij voorstellen dat er zeer decoratieve amuse-gerechtjes mee te maken zijn. Ik bewaar ze in ieder geval voor dat doel.

Schoonmaken gaat zoals bij andere schelpdieren als kokkels, vongole en mosselen: een paar keer goed spoelen met (eventueel gezouten) water, maar er niet te lang in laten liggen. Deze schelpen waren dit keer overigens vrijwel volledig zand-vrij.

Dan het klaarmaken: mijn observatie van gisteren dat je ze het beste kunt opdienen zodra ze open zijn, wordt niet overal hardop bevestigd. Maar omdat ze ook rauw worden gegeten (zie hier en hier) en dan misschien wel het lekkerste zijn, zou ik me weinig zorgen maken over een te korte kooktijd.

Voor nog wat recepten als amuse: zie hier , hier en hier, en over een pasta met praires schreef Janneke Vreugdenhil ooit in de NRC Next.

Ik vond ze wel heel erg duur (je koopt bovendien vooral schelp), maar dat lag misschien aan mijn visboer.

 Leave a Reply

You may use these HTML tags and attributes: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>

(verplicht)

(verplicht)